Nederland leest, ik in elk geval wel (Over De donkere kamer van Damokles)

Nederland leest, ik in elk geval wel (Over De donkere kamer van Damokles)

Vooruit dan maar weer: zoals zovele Nederlanders dezer dagen heb ook ik aan mijn jaarlijkse culturele plicht voldaan en heb ik De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans gelezen. Herlezen, moet ik zeggen, of misschien zelfs her-herlezen, want als ik me niet vergis heb ik – lang verhaal – het op de middelbare school zeker twee keer moeten lezen. En net als toen (en toen) heb ik mijn bedenkingen bij deze klassieker onder de klassiekers. Destijds kon ik die niet zo goed verwoorden, nu misschien iets beter.

Goed geschreven is het wel, daar ligt het niet aan. Het taalgebruik is in elk geval niet zo ouderwets als in sommige boeken uit de jaren vijftig (De donkere kamer van Damokles verscheen in 1958). Komt misschien ook doordat Hermans bij vrijwel elke herdruk zijn boeken herzag. Lees: het taalgebruik moderniseerde (in dit geval vermoedelijk met enorme tegenzin, aangezien elke regel hem aan zijn worsteling bij het schrijven moet hebben herinnerd). Ik meen me te herinneren dat waar eerst ‘haar borsten’ stond in een latere edities ‘haar tieten’ is geworden. Inhoudelijk heeft zo’n cosmetische ingreep niets om het lijf (om in de sfeer van Hermans’ aanpassing te te blijven), maar door zo’n ont-kuising doet het nog steeds eigentijds aan. Het schijnt dat een boek om de dertig jaar ‘hertaald’ moet worden, om te blijven aansluiten bij het taalgebruik van de lezer. Mijn editie is uit december 1978, dus dat valt nog goed te bevatten – je zou kunnen zeggen: weliswaar verouderd, maar nog geen vier jaar. Best te doen.

Nog een pluspunt: ook de beschrijvingen zijn boeiend. Die van Leiden en Voorschoten bijvoorbeeld. Dat huis, daar aan de Zoeterwoudsesingel, dat staat er nog steeds. Maar de tram van Leiden naar Voorschoten – niets meer van over (geen spoor, zou ik bijna zeggen). Zou het asfalt op de Breestraat, het Noordeinde en de Haagweg over de oude tramrails zijn heen gewalst? Jammer dat er niet meer wordt uitgeweid over de personages, hoe ze eruit zagen, hoe ze woonden. Het boek blijft nogal aan de oppervlakte, alsof het een veredeld filmscenario is: veel dialogen en actie. Er wordt niet wat je noemt een tijdsbeeld geschetst.

Dat kon misschien ook moeilijk anders, omdat het plot nogal ingewikkeld is en (bewust) alle logica tart. Het is een soort literaire thriller avant la lettre waarmee Hermans wilde uitdragen dat de werkelijkheid ‘onkenbaar’ is. Zo hebben we maar al te vaak een beeld van onszelf dat niet strookt met hoe anderen ons zien en al helemaal niet met wie we zelf zijn. Mensen uit één stuk bestaan trouwens niet, zoals Hermans ergens in een interview zegt. De hoofdrolspeler uit dit boek is tijdens de Tweede Wereldoorlog misschien een verzetsstrijder geweest, misschien was hij wel fout in de oorlog. Of wellicht allebei – de scheidslijn is niet duidelijk te trekken. Ja ja, zoals Nietzsche al zei: “De tekst is bedolven onder de interpretatie.”

Waarmee we de kern van dit boek te pakken hebben: de boodschap, de premisse of hoe dat heet. ‘De werkelijkheid is onkenbaar’. Misschien was dat in de jaren vijftig een opzienbarende mededeling, maar of dat nu nog zo is? Nee toch? We zijn er na jaren van cultuurrelativisme en post-modernisme aan gewend dat ‘feiten’ en meningen’ moeilijk te scheiden zijn. Sterker nog, we zijn geneigd om te denken dat ‘feiten’ misschien wel ‘meningen’ zijn. Vanochtend nog vroeg iemand me de snelste weg naar het Centraal Station. Om me na mijn uitleg op mijn nummer te zetten: “Dat is jouw mening…”

Dit is m.i. de zwakte van De donker kamer van Damokles: wat boeit het wat er werkelijk is gebeurd? Veel interessanter vinden wij (geloof ik, mijn mening) de morele dilemma’s waar mensen tijdens WO II mee worstelden. “In hoeverre moet ik als politieagent de bezetter trouw zijn? “Ik ben verliefd op een Duitse soldaat, die de Nazi-overtuigingen allerminst is toegedaan. Kan ik toegeven aan mijn gevoelens?” “Als ik door mee te werken met de bezetter mensenlevens kan redden, moet ik dat dan doen?” – dat soort vraagstukken, dat spreekt ons veel meer aan dan dat cerebrale epistemologische gedoe van Hermans in dit boek.

Nee, dan Nooit meer slapen. Ook een boek over de onkenbaarheid van de werkelijkheid, maar daarin leidt die onkenbaarheid tot een menselijk drama. De conclusie van De donkere kamer van Damokles is hier het vertrekpunt: een wetenschapper gaat buiten de studeerkamer ten onder, ondanks zijn ratio, zijn boekenwijsheid, zijn modelletjes en wetenschappelijke kennis. Dat boek heeft de tand des tijds veel beter doorstaan dan De donkere kamer van Damokles. Maar ja, dat willen – nee, kunnen – we waarschijnlijk weer niet weten.

Deel:

Geef een reactie