Hoort wie klopt daar… (Jeugdherinnering)

Hoort wie klopt daar… (Jeugdherinnering)

Er gaat geen Sinterklaas of Kerst of andere feestdag voorbij of ik zie H. langsfietsen. De laatste keer dat ik hem ook werkelijk sprak moet in de laatste klas van de lagere school zijn geweest, toen ik hem niet had uitgenodigd voor mijn verjaarspartijtje.

H. had mij enkele maanden terug wel gevraagd. Tot mijn verrassing, overigens, want we speelden nooit met elkaar. Ik zie nog voor me hoe hij op zijn verjaardag glunderend op zijn stoel ging staan en voor dirigent speelde toen we hem in de klas toezongen, waar iedere ander beschaamd de blik had afgewend of als een boer met kiespijn gelaten had afgewacht tot dat ‘lang zal hij leven hoera hoera hoeraaaa’ eindelijk was afgelopen. Van het verjaarspartijtje zelf herinner ik me weer niets.

Waarom heb ik hem toen niet ook uitgenodigd, vraag ik me na al die jaren af, elke keer dat ik hem zie. Hij had er op gerekend: toen hij erachter kwam dat hij niet welkom was, vroeg hij me op de jongen af waarom niet.

Nu zou ik wel een antwoord klaar hebben. Als je een verjaardagspartijtje geeft, gelden er twee principes, te weten het vriendschapsprincipe en het wederkerigheidsprincipe.

Het eerste principe spreekt voor zich: je nodigt iemand uit omdat hij je vriend is. Het tweede principe dicteert dat je iemand uitnodigt omdat hij jou ook heeft uitgenodigd of omdat je om andere redenen bij hem in het krijt staat. Natuurlijk kunnen de twee samenvallen – je kunt bij je vrienden in het krijt staan en je schuldeisers kunnen je beste vrienden zijn – maar ze wringen vaak ook. Een vriend kun je definiëren als iemand met wie je ook als het niet zou hoeven zou willen omgaan. Iemand die je dus graag op je partijtje uitnodigt. Iemand die je iets verschuldigd bent daarentegen, nodig je uit omdat je je verplicht voelt. En dus maar al te vaak met tegenzin. Dan is het voor beide partijen misschien maar beter om elkaar niet te vaak te zien, zeker niet op verjaardagen – zoiets zou ik nu zeggen.

Toen niet. Toen schoot mij niets te binnen om tegen hem te zeggen, ik had de woorden niet. En hij had mij niets meer te zeggen, hij had er geen woorden voor. Hij heeft nooit meer met me willen praten en verdween uit mijn leven.

In een melancholieke bui zoek nog wel eens naar zijn naam op internet. Merkwaardig genoeg is er niets, maar dan ook helemaal niets over hem te vinden. Zou dat mijn schuld zijn?, vraag ik me dan af. Ik zou hem misschien eens moeten aanschieten als ik hem weer voorbij zie fietsen. Maar waarschijnlijk is het iemand anders.

Deel:

Geef een reactie