Misziend (Over Martin Bril)

Misziend (Over Martin Bril)

Het is mijn stellige overtuiging dat wie populair is, ook iets bijzonders te bieden heeft. Ik heb niet altijd iets met dat ‘bijzondere’, maar ik verbeeld me dat ik het meestal wel onderken. Frans Bauer? Geef mijn portie maar aan fikkie, maar ik kan me goed voorstellen dat vrouwen op leeftijd vallen op zo´n ‘boy next door’.

Maar nu en dan vat ik het gewoon niet. Ik weet nog dat Prince in de jaren tachtig enorm populair werd. Ik vond er niets aan. Een groot instrumentalist, dat wel. Maar dat afgeknepen stemmetje, die onbeholpen teksten en die middelmatige composities, die overvolle arrangementen – wat zag iedereen in die vent?

Ik was, zou je kunnen zeggen, ‘misziend’. Misziend is het omgekeerde van miskend: je ziet iets niet wat de rest van de wereld wel ziet. Ben ik nou zo dom of zijn jullie nou zo slim?, vraag ik me af in mijn momenten van misziening. En omdat ik het waarschijnlijker is dat ik zo dom ben en jullie zo slim, verdiep ik me in mijn object van misziening. Zo heb ik vele uren met Prince doorgebracht. Vele verloren uren – sorry, rest van de wereld – maar ondanks de pijn in m’n oren heb ik ook genoten van juweeltjes als Kiss, You Sexy Mother Fucker, Alphabet Street. Ietsje minder dom dan in mijn eerste momenten van misziening.

Van de week had ik weer zo’n moment van misziening, toen ik las dat de schrijver Martin Bril was overleden. Het ABC van Bril en Van Weelden vond ik vroeger een geweldig boek, een meesterlijk mengsel van kolder en diepzinnigheid. Daarna heb ik ‘Bril’ – zoals hij in de loop van de tijd liefkozend genoemd werd – nog even gevolgd, maar ben al snel afgehaakt. Het zei me niet zo veel, die stukkies van hem. De rest van Nederland lijkt daar anders over te denken, getuige alle in memoriams ingezonden brieven in kranten waarvoor hij heeft gewerkt. Ik miszie iets, maar wat?

“Martin schreef als een perfecte cameraman; hij maakte mooi uitgesneden close-ups en leek vervolgens bedachtzaam uit te zoomen”, schrijft Theodor Holman in Het Parool van donderdag. En verderop in de krant staat bij wijze van eerbetoon een oude column van Martin Bril afgedrukt. De eerste zin: “Een van de mooiste dingen van de maandagochtend is zonder meer het vuilnis dat overal langs de straten hoog ligt opgetast.” Is dat een goede eerste zin? Dat ‘zonder meer’ mag er wat mij betreft uit. En ‘opgetast’, is dat wel goed Nederlands? Wat is er mis met opgestapeld? Is de observatie er minder om als je een gangbaarder woord gebruikt? Ik vind van niet. Mooischrijverig vind ik het, dat ‘opgetast’. Zoals David Hamilton vaseline op de lens van z’n camera smeerde. Mooie close ups maken kon hij niet, maar zo leek het toch nog wat.

Ronduit irritant in de columns van Bril (de paar die ik heb gelezen) vond ik de stopwoordjes die hij gebruikte, dat ‘enfin’ en dat ’tja’. Ik kon die columns daardoor niet eens tot me nemen, zo leidde het me af. Het is als met iemand die een toespraak houdt en om de haverklap een pauze inlast en veel betekenend om zich heen kijkt. Maniertjes, effectbejag – het leidt allemaal af van het eigenlijke verhaal.

Maar goed, zoals gezegd heb ik maar heel weinig van het werk van Bril gelezen. Ik ben niet alleen misziend, maar ook onwetend, een combinatie die vaak voorkomt. Enfin, luister niet zonder meer naar mij, tast zijn boeken op, lees zijn werk – zeker als je ook misziend bent.

Deel:

Geef een reactie