Hopen op biohub

De Nederlandse overheid wil dat in 2030 30 procent van de energievoorziening en 20-45 procent van de grondstoffen voor chemie uit biomassa afkomstig zijn. Met als bijkomend voordeel dat Nederland wellicht kan uitgroeien tot een soort Silicon Valley voor biomassa.

Biomassa (afval, hout, agrarische reststromen, mest, koolzaad, ethanol) is van alle duurzame brandstoffen het eenvoudigst in te passen in de bestaande energiehuishouding. Het kan worden ingezet als voertuigbrandstof, meegestookt in elektriciteitscentrales en bio-wkk-installaties en het kan worden omgezet in biogas of synthetic natural gas (SNG, gas dat kan worden ingevoegd in het gasnet of direct worden omgezet in elektriciteit). Bovendien is biomassa de basis voor de biochemie, die onze huidige petrochemie wellicht zal verdringen.

Een groot deel van de biomassa die wij verbruiken moet worden geïmporteerd, en dat zal in de toekomst zo blijven. Een kleiner deel van de biomassa zal afkomstig zijn vanuit de lokale verwerking van binnenlandse reststromen, zoals gft, mest en organisch afval. Waarschijnlijk zal in 2020 tussen de 13 en 16 miljoen ton aan biomassa beschikbaar zijn voor energieopwekking, 30 tot 40 procent van wat Nederland dan jaarlijks verbruikt, zo schatte Senter/Novem vorig jaar (tegenwoordig Agentschap NL Energie en Klimaat, onderdeel van het ministerie van Economische Zaken).

Een toenemend belang van biomassa biedt kansen voor Nederland als ‘hub’ voor duurzame biomassa, die hier geproduceerd, verwerkt, verbruikt en doorgevoerd kan worden. De logistiek, landbouw en chemie zouden kunnen profiteren.

Standvastig

Adviesbureau Roland Berger Consultants raadt in een rapport uit medio 2008 de Nederlandse overheid en bedrijfsleven aan te investeren in de ontwikkeling van Nederland tot een soort Silicon Valley voor biomassa. “Elk land heeft zijn eigen specialisme. Duitsland is sterk in zonne-energie, Frankrijk in kernenergie en Denemarken in windenergie. Dat deze sectoren floreren, is te danken aan langdurige toezeggingen van de overheid, een standvastig overheidsbeleid en forse overheidsinspanningen”, zegt Arnoud van der Slot van Roland Berger.

Ook Nederland beschikt dankzij de overheid over enkele specialismen, vervolgt hij. Nederland heeft sterke toeleveranciers aan de offshore olie- en gasindustrie, is goed in flexibele gasopslag en -levering en de kan bovendien uitgroeien tot dé Europese biomassa-hub.

“Voor ons land biedt een bio-based economy enorme kansen”, vult Benno van Dongen van Roland Berger aan. Zeker rondom Rotterdam, de meest voor de handliggende regio voor een dergelijke hub. “Met Rotterdam als logistiek zwaartepunt, een sterke chemische industrie en landbouw, en uitmuntende kennisinstellingen is Nederland uitstekend gepositioneerd om dé biomassa-hub van Europa te worden. Daarbij leveren we niet alleen een bijdrage aan een duurzame samenleving maar geven we ook een enorme impuls aan de Nederlandse economie. We praten over een nieuwe potentiële sector van tienduizenden banen waar vele tientallen miljarden in omgaan.”

Onwetendheid

Zeker zo stellig is Joost van Dijk, bestuursvoorzitter van van E.ON Benelux in een ingezonden brief in het Financieele Dagblad van mei vorig jaar (‘Zonder biomassa wordt het niets’): “De regio Rotterdam kan uitgroeien tot de belangrijkste handelsplaats van biomassa in Noordwest-Europa. Ook het kabinet heeft deze ambitie uitgesproken. Dat is prachtig maar het gaat niet alleen om woorden, ook om daden. De keuze vóór biomassa moet snel worden gemaakt anders verdwijnt veel biomassa naar gebieden met een aantrekkelijker regime dan in Nederland.”

Met andere woorden: de Nederlandse overheid zou de ontwikkeling van bedrijvigheid rondom biomassa moeten stimuleren. Of liever gezegd, sterker moeten stimuleren dan tot dusver. Want stimuleringsmaatregelen zijn er al, variërend van convenanten (zoals het kolenconvenant, waarin de energiebedrijven beloven hun CO2-emissies te reduceren), subsidieregelingen en fiscale stimuleringsmaatregelen (de energie-investeringsaftrek, bijvoorbeeld) en het systeem van verhandelbare emissierechten met het plafond aan de toegestane CO2-emissies (een stimulans voor CO2-arme biobrandstoffen) en stimulering van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe technologieën.

Maar, zegt Van Dijk, de overheid lijkt veel meer te doen om windenergie te stimuleren. Geen wonder, volgens Van Dijk want: “Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking weet niet dat biomassa kan bijdragen aan een duurzame energievoorziening. En dat terwijl biomassa veel goedkoper is dan alternatieven als wind op zee. “Op dit moment is de grootschalige inzet van biomassa één van de kostenefficiëntste manieren om duurzame energie te produceren.”

Aparte afdeling

Misschien dat de overheid nog aarzelt om biomassa de aandacht te geven die het toekomst, het bedrijfsleven lijkt de brandstof te omarmen. Althans in de Rotterdamse haven. Het Havenbedrijf heeft voor de energieactiviteiten een aparte afdeling opgezet, om te stimuleren dat er meer biomassa in centrales wordt meegestookt, om biobrandstoffabrieken aan te trekken en het gebruik van biobrandstoffen te stimuleren.

Ook is er een innovatieplatform BioPort opgezet. Het Havenbedrijf werkt zelf samen met de UN ECE (Economic Commission for Europe van de Verenigde Naties) om de productie van biomassa uit algen in Rusland en Zuidoost-Azië op te voeren. Individuele bedrijven in de regio blijven niet achter. E.ON en Electrabel bouwen centrales waarin kolen en biomassa worden gestookt. Er zijn al enkele bedrijven die zich richten op de productie van biodiesel en bio-ethanol – het havenbedrijf verwacht over één of twee jaar een productie te halen van twee miljoen ton per jaar, zo’n 10 procent van de Europese behoefte.

Artikel voor Newton, relatiemagazine van energiebedrijf E.ON

 

 

Deel:

Geef een reactie