Voetbalclus versus multinational

Stel dat er in de eredivisie ploegen komen van veertien man. En dat bovendien de beste spelers van de kleine naar de grote clubs verkassen, en sommige clubs zelfs helemaal worden opgekocht- met als gevolg minder teams, minder stadions en minder wedstrijden. Gaat het betaalde voetbal er dan op vooruit? Het publiek? De omroepen en de andere bedrijven die verdienen aan alle belangstelling voor het voetbal?

Lastige vragen. Wellicht dat de overgebleven clubs wat minder kosten maken. Ze hoeven minder te investeren in jonge talentjes. Er hoeft niet zo veel heen en weer gereisd te worden. Voetbalschoenen en -shirts kunnen met voordelige kwantumkorting worden ingekocht. Als het publiek maar blijft toestromen, behoren halflege stadions tot het verleden en kunnen de stadionkosten ook naar beneden.

Misschien dat er zelfs meer mensen toestromen, aangelokt door het vooruitzicht op een vol stadion en hoogwaardiger voetbal van een select gezelschap voetballers. Dan kunnen de opbrengsten van de clubs wellicht omhoog. Zeker als de clubs erin slagen de prijzen van de kaartjes van het voetbalhongerige publiek op te voeren. Zo profiteren alle partijen: de winst van de clubs schiet omhoog en het publiek geniet. Ook de omroepen en de verkopers van petten en andere parafernalia deinen mee op de golven van de populariteit van het voetbal.

Maar nogmaals: wat de precieze uitkomst zou zijn van een fusie- en overnamegolf in het betaalde voetbal laat zich lastig voorspellen. Met die lagere kosten zit het wel goed. Maar vooral de reactie van het publiek is een vraag. Dat laat zich waarschijnlijk leiden door de kwaliteit van het gebodene. De clubs die voldoende aantrekkelijk en resultaatgericht voetbal blijven bieden, behouden vermoedelijk hun aantrekkingskracht. Maar doen ze dat? Staat het voetbal van de bij elkaar gekochte clubs op een hoger plan dan in de huidige eredivisie?

Kortom: wat betekenen alle transfers en alle fusies en overnames voor de kwaliteit van het betaalde voetbal? De ervaringen tot dusver geven weinig reden tot optimisme. Althans, clubs die het uitsluitend of vooral moeten hebben van aangekochte spelers presteren niet merkbaar beter dan clubs met een grote eigen kweek. Integendeel. Het PSV-model – kopen, kopen, kopen – legt het in de praktijk of tegen het Ajax-model – opleiden, opleiden, opleiden getuige de over de hele linie betere prestaties van Ajax.

Hoe dat komt? Misschien is het dat de spelers bij Ajax langer de tijd krijgen om op elkaar ingespeeld te raken. Of misschien geven de spelers van Ajax meer omdat er in het verleden zo veel vertrouwen in is gesteld. In elk geval lijken zaken als het grote ‘groepsgevoel’ en de sterke cultuur een doorslaggevende rol te spelen. Op de een of andere manier is Ajax een voetbalclub pur sang en PSV niet meer dan onderdeel van een multinational. Ook elders in het bedrijfsleven zijn groepsgevoel en cultuur van grote invloed op de prestaties. Slechts weinig bedrijven zullen dat ontkennen.

Toch zijn er meer PSV’s dan Ajax-en in het bedrijfsleven. De laatste tijd is het weer raak, zeker onder multinationals: kopen, kopen, kopen. Hoe al die fusies en overnames uitpakken? De bedrijven in kwestie blaken van optimisme, hoewel ze weten dat een op de twee transacties waarschijnlijk mislukt. Of de hoopvolle woorden ook in profijtelijke daden worden omgezet- tja, dat moet op lange termijn blijken. Op korte termijn zullen veel van de uit fusies en overnames voortgekomen mega-concerns echter pas op de plaats maken. De strategieën moeten worden herijkt. Er moeten beslissingen vallen welke bedrijfsonderdelen worden samengevoegd. De medewerkers moeten eraan wennen dat de concurrent van gisteren de collega van vandaag is. Het kan bijna niet anders of dat geeft de nodige verwarring binnen de betreffende organisaties. Als de spelers maar niet zo met zichzelf overhoop liggen dat het publiek wegblijft.

Column voor F&O

 

Deel:

Geef een reactie