Who’s afraid of Who’s afraid of of Red, Yellow and Blue III

Who’s afraid of Who’s afraid of of Red, Yellow and Blue III

De rijen voor het Stedelijk Museum zijn sinds de opening van het Rijksmuseum (of moet ik op z’n fouts ‘Rijks Museum’ schrijven?) verdwenen als de Nederlandse zon voor de Nederlandse regen, zodat ik van de week eindelijk mijn eerste bezoek aan het vernieuwde museum met z’n badkuip besloot te brengen.

Ik was vooral benieuwd naar Who’s afraid of Red, Yellow and Blue III van Barnett Newman. Sinds het in 1986 werd aangevallen door de gemankeerde kunstenaar Gerard Jan van Bladeren en gerestaureerd – of moet ik zeggen verder beschadigd? – door restaurateur Daniel Goldreyer. (Goldreyer zou voor een honorarium van 800.000 euro met een verfroller over het schilderij hebben heengewalst, waardoor de miljoenen verfstippen die Newman had geplaatst aan het oog werden onttrokken. Goldreyer drukte de discussie kop in door met een rechtszaak te dreigen. Hij stelde de gemeente Amsterdam verantwoordelijk voor reputatieschade. Goldreyers intimidatie had succes. Amsterdam bond in. Naast zijn fee van 800.000 gulden kreeg hij 170.000 dollar ‘schikking’. Beide partijen zouden zich voortaan ’terughoudend’ uitlaten over de kwaliteit van de restauratie.).

Sindsdien is het schilderij volgens mij niet meer te zien geweest in het Stedelijk. Terwijl het schilderij in potentie natuurlijk een publiekstrekker van jewelste is geworden. Hoe wrang het ook is: dankzij de vandaal Van Bladeren en de restaurateur Goldreyer, dankij alle commotie die zij hebben veroorzaakt. Met hun creatieve destructie hebben voor elkaar gekregen waar Newman nooit in is geslaagd. Misschien vormen ze op hun manier wel een succesvol kunstenaarsduo. In elk geval hebben ze moeilijke, abstracte kunst naar de massa gebracht. Hoe je het ook wendt of keert: best knap.

Zou het Stedelijk eindelijk bij zinnen zijn gekomen en Who’s afraid of Red, Yellow and Blue III 2.0 hebben opgehangen?, vroeg ik me af, terwijl ik door de grote, holle zalen van het museum dwaalde.

En zou Goldreyer zich er inderdaad met een daniel-van-leiden van af hebben gemaakt? Vorig jaar leek het er even op dat de gemeente Amsterdam de restauratierapporten van het Nederlands Forensisch Instituut over de restauratie van het schilderij openbaar moest maken, maar de Raad van State heeft onlangs bepaald dat dit niet hoeft aangezien het risico op reputatieschade en financiële schade voor Amsterdam te groot is als de gegevens worden gepubliceerd. Geen ramp, dacht ik, zolang ik het schilderij maar met eigen ogen kan zien.

De theorie van Bud Oostrum over Who’s afraid of Red, Yellow and Blue III golfde door mijn hoofd. Volgens hem was het alsof het doek vergrijsde als je er langdurig naar keek, en verzwakte door het nabeeld de kracht van het rood. “Het effect ervan was, dat ik begon te lopen, maar links en naar rechts ten einde de spanning weer terug te vinden”, schrijft hij in Alias Bud. Who’s afraid of Red, Yellow and Blue III was ‘een schilderij dat zichzelf lijkt op te heffen, maar waarvan de oorzaak in de kijker zelf ligt.’ De kijker denkt ’tegen een muur denkt op te lopen’, constateerde hij destijds, en hij waarschuwde de museumleiding lang voordat Gerard Jan van Bladeren zijn slag sloeg dat het schilderij mogelijk vandalisme zou uitlokken. Een interessante theorie, die ik graag had willen toetsen. Zou het schilderij nog altijd zo’n uitwerking hebben?

Zo zwierf ik mijmerend door het gigantische gebouw. Ik verliet een balzaal met niets anders dan een hoopje zand in het midden voor een hangar waarin de aandachtige bezoeker een bescheiden stapeltje stokken kon ontwaren. Ik liep een gymzaal binnen waarvan de muren leeg waren op een petieterig schilderijtje na. Maar van Who’s afraid of Red, Yellow and Blue III geen spoor. Ik vroeg een suppoost of hij misschien wist waar het schilderij hing, maar hij had er niet eens van gehoord.

Ach ja. Hoe groot een museum ook is, als er een schaamteobject moet worden geëxposeerd is het al gauw te klein.

Deel:

Geef een reactie